Vissza

Straftoemeting in jeugdstrafzaken

1 - Inleiding

In deze factsheet bespreken we de Nederlandse wettelijke kaders beschreven voor de sanctietoemeting ten aanzien van 12- tot 23-jarigen die volgens het jeugdsanctierecht zijn veroordeeld voor een overtreding of misdrijf. Nu het gaat om veroordelingen, valt de buitengerechtelijke afdoening van (jeugd)strafzaken buiten de reikwijdte van deze factsheet. 

2 - Achtergrondinformatie (1)

2.1 Sanctietoemeting in het Nederlandse strafrecht

Historisch gezien hebben Nederlandse rechters sinds 1886 een ruime beoordelingsvrijheid bij het nemen van sancties, gebaseerd op het expliciete vertrouwen van het parlement op rechters in die tijd. (2)

“In het Nederlandse strafrecht geldt dat de rechter die de zaak behandelt en op basis daarvan over de feiten oordeelt (hierna: de feitenrechter), beschikt over een ruime straftoemetingsvrijheid. Dat wil zeggen dat de feitenrechter binnen de grenzen die de wet stelt, vrij is in de keuze van de op te leggen straf – waaronder ook is te verstaan de strafsoort – en in de keuze en de weging van de factoren die hij daarvoor in de concrete zaak van belang acht. De beslissing over de straftoemeting wordt in sterke mate bepaald door de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte. Mede gelet op de veelheid aan factoren die van belang (kunnen) zijn bij de keuze van de strafsoort en het bepalen van de hoogte van de straf kan de feitenrechter daarbij slechts tot op zekere hoogte inzicht verschaffen in en uitleg geven over de afwegingen die ten grondslag liggen aan zijn straftoemetingsbeslissing.

Hoge Raad, 5 juli 2022, ro. 3.4 (ECLI:NL:HR:2022:975).

Er is geen minimumstraf in Nederland, maar de wetgever heeft wel ervoor gekozen om de keuze van de sancties in bepaalde gevallen te beperken. Het ingevoerde taakstrafverbod (3) is een voorbeeld hiervan, hoewel dit taakstrafverbod in jeugdstrafzaken niet altijd strikt door de rechtspraak wordt opgevolgd.(4)

Op het moment dat de rechter heeft bepaald dat het aan de verdachte ten laste gelegde is bewezen, dat dit een strafbaar feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is, dient de rechter vervolgens te oordelen over de oplegging van de straf en/of maatregel.(5) De rechter moet in de uitspraak de redenen voor de gekozen sanctie(s) gemotiveerd weergeven en het vonnis geeft, indien de beslissing afwijkt van door de verdachte dan wel door de officier van justitie uitdrukkelijk onderbouwde standpunten, in het bijzonder de redenen op die daartoe hebben geleid.(6) Daarnaast mag de straf, gelet op hetgeen ter zitting is besproken, niet onbegrijpelijk zwaar zijn.(7)

Wanneer de rechter een vrijheidsbenemende sanctie oplegt dan dient uitdrukkelijk te worden gemotiveerd waarom een andere of lichtere sanctie dan vrijheidsbenemening niet volstaat. Daarbij dienen de omstandigheden te worden vermeld die voor de vaststelling van de duur van de vrijheidsbeneming relevant zijn geweest.(8) Het staat de rechter ook vrij om geen straf of maatregel op te leggen.(9) Wanneer de rechter hiertoe besluit, zullen in de uitspraak de redenen voor die beslissing moeten worden vermeld.(10)

Bij het bepalen van de afdoening spelen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijkheid van de verdachte een rol bij de keuze voor een of meerdere sancties. Daarnaast spelen de sanctiedoelen een rol bij de rechterlijke besluitvorming. Sanctiedoelen zijn vergelding, leedtoevoeging, normhandhaving, beveiliging van de samenleving of afschrikking (generale preventie), maar ook herstel, resocialisatie, recidivebeperking (speciale preventie), behandeling/gedragsbeïnvloeding.(11) In de wet staat nergens expliciet voorgeschreven welk sanctiedoel het meeste gewicht toekomt. Het is dan ook aan de rechter om de doelen naar eigen inzicht, in iedere afzonderlijke zaak te integreren in de beslissing. Wel kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat, hoewel genoemde strafdoelen in beginsel gerechtvaardigd zijn in zowel het volwassenensanctierecht als het jeugdsanctierecht, het relatieve gewicht dat aan deze doelen toekomt anders is bij de sanctionering van jeugdigen dan bij volwassenen (zie par. 2.2.2).(12)

Daarbij blijft de sanctiebepaling mensenwerk: de innerlijke overtuigingen van een rechter zullen, al dan niet onbewust, ook een rol spelen.(13) Desalniettemin heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) van de Rechtspraak oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld voor zowel jeugdigen als volwassenen, waarmee enerzijds consistentie in straftoemeting wordt nagestreefd, maar anderzijds rechters de ruimte wordt gelaten om in individuele zaken maatwerk te leveren.

“Oriëntatiepunten vormen een vertrekpunt van denken over de op te leggen straf. Zij bieden de rechter een handvat en de mogelijkheid om bij de straftoemeting te wijzen op een landelijke praktijk. De oriëntatiepunten binden de rechter niet. Hij is in individuele gevallen verantwoordelijk om een passende straf te bepalen en op te leggen.”

LOVS-oriëntatiepunten, p. 1, versie september 2022. (14)

2.2 Sanctietoemeting in het Nederlandse jeugdstrafrecht (15)

De bepalingen in het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zijn grotendeels ook op minderjarigen van toepassing. In die zin is sprake van een nauwe samenhang tussen het commune strafrecht en jeugdstrafrecht.(16) Niettemin heeft het jeugdstrafrecht een bijzonder karakter.(17) In het algemeen geldt dat de uitgangspunten in het commune strafrecht, zoals hiervoor uiteengezet, ook in jeugdstrafzaken van toepassing zijn. Echter, door de bijzondere voorschriften voor de sanctionering van minderjarigen, vindt de de sanctietoemeting in jeugdstrafzaken toch op andere wijze plaats dan in het meerderjarigenstrafrecht.(18) Daarnaast is de verjaringstermijn in het jeugdstrafrecht in beginsel tot de helft ingekort ten opzichte van het commune strafrecht, op een aantal strafbare feiten na.(19)

Sanctiedoelen

De pedagogische benadering staat al decennia centraal binnen het jeugdstrafrecht, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis. Sanctiedoelen als vergelding en leedtoevoeging komen hierdoor meer op de achtergrond te staan. De nadruk ligt op speciale preventie, gedragsbeïnvloeding en resocialisatie.(20) In het verleden heeft de wetgever meermalen uitgelegd dat gelet op het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht, vergelding nimmer een doel op zichzelf mag worden. Deze gedachte past bij artikel 40, lid 1 van het VN-Kinderrechtenverdrag.(21) Het belang van de minderjarige dient steeds voor ogen te worden gehouden.(22) Niet alleen in de sanctietoemeting is de nadruk op speciale preventie(23) terug te zien. Het is ook terug te zien in de wijze waarop de vrijheidsbenemende sancties in het jeugdstrafrecht ten uitvoer moeten worden gelegd, namelijk het bevorderen van re-integratie, hetgeen hierna zal worden besproken.

Het voorgaande betekent dat in jeugdstrafzaken andere sancties worden opgelegd dan in zaken tegen volwassenen. Zo is het algemeen strafmaximum in het jeugdstrafrecht lager dan de strafmaxima in het volwassenensanctierecht en maken rechters in de praktijk gebruik van specifieke LOVS- oriëntatiepunten voor jeugdstrafzaken. De wetgever overwoog in het verleden dat het aparte jeugdsanctierecht recht doet aan het feit dat een minderjarige nog in ontwikkeling is. Die overweging wordt gesteund door de (recente) verworven wetenschappelijke neurobiologische inzichten over de hersenontwikkeling van minderjarigen.(24)

“Dit overzicht geeft vertrekpunten van denken weer voor de strafmodaliteit en strafmaat bij veelvoorkomende delicten gepleegd door first offenders die berecht worden op grond van het jeugdstrafrecht. Het staat de (kinder)rechter vrij om, indien omstandigheden van de zaak daartoe aanleiding geven bijvoorbeeld leeftijd, kwetsbaarheid of andere omstandigheid, van deze punten af te wijken.”

LOVS-oriëntatiepunten Jeugd, p. 32, versie september 2022.(25)

De Raad voor de Kinderbescherming brengt onder meer een strafadvies uit over de minderjarige verdachte.(26) De rechter is verplicht in het vonnis aan te geven op welke wijze met dit advies rekening is gehouden.(27) Mocht de jeugdreclassering of jeugdbescherming betrokken zijn bij de verdachte dan kunnen zij eveneens vanuit die hoedanigheid inlichtingen verschaffen.(28)

Hoewel de sanctietoemeting in jeugdstrafzaken op andere wijze plaatsvindt dan in het meerderjarigenstrafrecht, blijft het Nederlandse jeugdstrafrecht eerst en vooral strafrecht.(29) Dit blijkt uit het feit dat de rechtvaardiging voor ingrijpen (de individuele schuld van de minderjarige verdachte) hetzelfde is en dat algemene rechtsregels, rechtswaarborgen en fundamentele beginselen zoals proportionaliteit en subsidiariteit, onverkort van toepassing zijn.(30) Sinds het creëren van een separaat jeugdstrafrecht heeft de wetgever echter herhaaldelijk benoemd dat minderjarige verdachten verminderd verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun gedragingen en daarom op een jeugd specifieke wijze moeten worden behandeld en bestraft.(31) Individualisering komt als uitgangspunt in het jeugdstrafrecht dan ook zwaar gewicht toe. Dit houdt in dat de interventies zoveel mogelijk moeten aansluiten bij de ontwikkeling en omstandigheden van de betreffende minderjarige. (32) Bovendien verdient het de voorkeur dat de interventies evidence-based zijn.(33)

Jeugdrechters bevinden zich dus enigszins in een spagaat. Het duale stelsel waarin zij zich bevinden, dwingt hen zowel met de traditioneel (schuld)strafrechtelijke elementen, inclusief bijbehorende rechtswaarborgen en doelstellingen, als met de pedagogische benadering rekening te houden.(34)

Het jeugdsanctiestelsel

3.1 Leeftijdsgrenzen (35) en sanctiestelsels

Het Nederlandse jeugdsanctierecht is in beginsel van toepassing op jeugdigen die ten tijde van het misdrijf de leeftijd van 12 jaar, doch niet die van 18 jaar hebben bereikt.(36) De bovengrens van het jeugdsanctierecht is echter ‘flexibel’: zo kan ten aanzien van een minderjarige die ten tijde van het misdrijf 16 of 17 jaar oud is, het volwassenensanctierecht worden toegepast.(37) Tegelijkertijd kan ten aanzien van een jongvolwassene die ten tijde van het misdrijf 18 tot 23 jaar oud is, het jeugdsanctierecht worden toegepast.(38)

Hoewel de rechter de mogelijkheid heeft om het volwassenensanctierecht in zaken tegen 16- en 17-jarigen toe te passen, betreft dit wel een afwijking van het uitgangspunt. Afwijking van toepassing van het jeugdsanctierecht kan op grond van de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Indien wordt afgeweken van dit uitgangspunt, dan betekent dit dat de strafruimte aanzienlijk wordt verruimd, omdat andere strafmaxima komen te gelden. Een levenslange gevangenisstraf is echter wettelijk uitgesloten.(39) Wel kan de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege worden opgelegd en die is niet wettelijk gemaximeerd.

De keuze voor het sanctiestelsel is niet alleen bepalend voor de sanctiemogelijkheden maar ook voor de tenuitvoerlegging van de straf. In Nederland geldt namelijk als uitgangspunt dat de tenuitvoerlegging het toegepaste sanctiestelsel volgt, oftewel indien de rechter artikel 77b Sr toepast bij een 16- of 17-jarige en gevangenisstraf oplegt dan wordt die straf in beginsel in een penitentiaire inrichting (voor volwassenen) ten uitvoer gelegd. (40) In het geval van oplegging van een jeugddetentie aan een jongvolwassene (artikel 77c Sr) dan wordt die straf in beginsel in een justitiële jeugdinrichting (hierna: JJI) ondergaan. (41)

Besliskader voor keuze sanctiestelsel

Ten behoeve van de advisering aan het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak worden wegingslijsten gebruikt door de deskundigen zoals psychologen, psychiaters, (jeugd)reclasseerders en raadsonderzoekers.

Naast die wegingslijsten maakt het Openbaar Ministerie gebruik van de Richtlijn en het kader voor strafvordering jeugd en adolescenten. (42) Die richtlijn vermeldt de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van 16- en 17-jarigen, maar benadrukt tevens dat de pedagogische beginselen van het jeugdstrafrecht voorop dienen te staan.

“Het vorderen van toepassing van volwassenenstrafrecht zal slechts dan aan de orde zijn indien er sprake is van zeer ernstige (levens)delicten en de verwachting is dat de aard en duur van de behandeling in het kader van het jeugdstrafrecht onvoldoende mogelijkheden biedt om de veiligheid van anderen te waarborgen.”

Richtlijn en het kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, par. 1c.

De Rechtspraak werkt met de LOVS-oriëntatiepunten zoals in paragraaf 2.2.1 al is vermeld. Hierin staan geen nadere overwegingen met betrekking tot de toepassing van artikel 77b Sr dan wel artikel 77c Sr. Naar de toepassing van artikelen 77b en 77c Sr is en wordt nog steeds wetenschappelijk onderzoek verricht.(43)

VN-Kinderrechtencomité over keuze sanctiestelsel (44)

Het VN-Kinderrechtencomité (het Comité) doet in het kader van de vijfjaarlijkse rapportage over de naleving van het VN-Kinderrechtenverdrag, al jaren de aanbeveling aan de Nederlandse overheid om de mogelijkheid van toepassing van artikel 77b Sr te heroverwegen. In 2022 vond de dialoog met een afvaardiging van de Nederlandse regering plaats en heeft het Comité gevraagd naar de (wetenschappelijke) onderbouwing van artikel 77b Sr.(45) Namens de Nederlandse regering is telkens benadrukt te willen vasthouden aan artikel 77b Sr.(46) In februari 2022 zijn de nieuwe aanbevelingen van het Comité gepubliceerd waarin opnieuw op heroverweging wordt aangedrongen, onder verwijzing naar General Comment nr. 24.

“41. With reference to its general comment No. 24 (2019) on children’s rights in the child justice system, the Committee recommends that the State party: (…) (b) Consider a review of the law to ensure the application of its child justice system to all children below the age of 18 years.”

VN-Kinderrechtencomité, Concluding Observations on the combined fifth and sixth periodic reports of the Netherlands, CRC/C/NLD/CO/5-6, 16 februari 2022.

3.2 Beschikbare sancties in het jeugdsanctiestelsel

3.2.1 Inleiding

Het jeugdsanctierecht kent hoofdstraffen, bijkomende straffen en maatregelen die hieronder in Tabel 1.1 staan weergegeven.

Tabel 1.1: Straffen en maatregelen in het jeugdsanctierecht

Hoofdstraffen(47)                 Maatregelen(48)
Jeugddetentie                        Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJmaatregel)
Taakstraf                                Maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (GBM)
Geldboete                               Onttrekking aan het verkeer
Bijkomende straffen               Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
Verbeurdverklaring                Schadevergoedingsmaatregel
Ontzegging rijbevoegdheid    Vrijheidsbeperkende maatregel

De wet maakt onderscheid tussen misdrijven en overtredingen; in geval een overtreding kan geen jeugddetentie worden opgelegd.(49) Voorts kunnen de straffen en maatregelen gecombineerd worden opgelegd.(50) Hoewel met het combineren van straffen en maatregelen maatwerk kan worden geleverd bij de straftoemeting, is tevens sprake van enige begrenzing hiervan door fundamentele beginselen als proportionaliteit en gelijkheid, aldus de wetgever.(51) Overigens heeft de rechter ook de mogelijkheid om geen straf of maatregel op te leggen bij een veroordeling.(52)

In het jeugdsanctierecht wordt, anders dan bij volwassenen, bij de oplegging van straffen en maatregelen geen onderscheid gemaakt tussen poging, voorbereiding, deelneming en medeplichtigheid.(53) Daarnaast kent het jeugdsanctierecht een andere regeling voor samenloop van strafbare feiten. Als dit het geval is, worden die feiten voor de toepassing van straffen en maatregelen als één feit aangemerkt.(54)

Het valt buiten het bereik van deze factsheet om uitgebreid stil te staan bij alle jeugdsancties. Hierna wordt dan ook kort, op hoofdpunten, eerst een beschrijving van de hoofdstraffen en daarna van een aantal maatregelen weergegeven. Voor een uitgebreide beschrijving van de verschillende sancties wordt verwezen naar diverse handboeken die op dit terrein zijn verschenen.(55)

3.2.2 De hoofdstraffen

Jeugddetentie

Jeugddetentie is de enige vrijheidsbenemende hoofdstraf. Jeugddetentie kan worden opgelegd indien veroordeling voor een misdrijf plaatsvindt. Bij een overtreding is het opleggen van jeugddetentie niet mogelijk. De wet onderscheidt twee leeftijdsgroepen minderjarigen in het kader van de maximumduur van de jeugddetentie. Aan minderjarigen die ten tijde van het plegen van het misdrijf 12, 13, 14 of 15 jaar oud waren, kan maximaal 12 maanden jeugddetentie worden opgelegd. Aan minderjarigen die 16 en 17 jaar oud waren ten tijde van het plegen van het misdrijf kan een jeugddetentie van maximaal 24 maanden worden opgelegd.(56) Dit geldt ook voor jongvolwassenen tot 23 jaar die volgens het jeugdsanctierecht worden berecht (art. 77c Sr, zie par. 2.3.1).

Indien de jeugdige in verzekering is gesteld, in voorlopige hechtenis heeft verbleven of in een inrichting heeft verbleven met het oog op het ondergaan van een persoonlijkheidsonderzoek dan wordt die tijd in mindering gebracht bij de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke jeugddetentie (de zogenoemde ‘aftrek’).(57)

Mocht de veroordeelde tijdens de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf de leeftijd van 18 jaren bereiken dan kan de jeugddetentie door de rechter worden vervangen door een straf uit het
sanctiestelsel voor volwassenen, waaronder de gevangenisstraf, indien de veroordeelde naar het oordeel van de rechter niet meer voor een zodanige jeugdstraf in aanmerking komt.(58)

Taakstraf

De taakstraf kan bestaan uit een leerstraf, een werkstraf of een combinatie van beide straffen.(59) Met een werkstraf wordt het verrichten van onbetaalde arbeid bedoeld of het werken aan herstel van de door het strafbare feit veroorzaakte schade. Onder de leerstraf wordt een leerproject verstaan.(60) In de uitspraak moet worden opgenomen of de opgelegde taakstraf uit een werk- of leerstraf bestaat dan wel een combinatie van beide straffen betreft. De uitspraak kan tevens de aard en inhoud van de te verrichten werkzaamheden of het te volgen leerproject vermelden.(61)

In de uitspraak moet eveneens de duur van de werk- en/of leerstraf worden vermeld. Indien een werkstraf of een leerstraf wordt opgelegd geldt een maximum van 200 uur. Indien een combinatie van beide straffen wordt opgelegd dan geldt een maximum van 240 uur.(62) Net als bij de jeugddetentie, wordt de tijd die de jeugdige in verzekering, in voorlopige hechtenis of in een inrichting met het oog op het ondergaan van een persoonlijkheidsonderzoek heeft doorgebracht in mindering gebracht bij de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde taakstraf (voor zover die aftrek niet al is toegepast bij de eventueel tevens opgelegde onvoorwaardelijk jeugddetentie).(63)

Zoals weergegeven in paragraaf 2.2.1 kent ook het jeugdstrafrecht een taakstrafverbod. Dit houdt in dat in jeugdstrafzaken niet mag worden volstaan met enkel een taakstraf, indien veroordeling volgt voor een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf. Een taakstraf mag in dat geval wel worden opgelegd naast een (voorwaardelijke) jeugddetentie, (voorwaardelijke) PIJ-maatregel of een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM).(64)

In het geval van de oplegging van een taakstraf bepaalt de uitspraak eveneens dat bij het niet naar behoren verrichten ervan, vervangende jeugddetentie wordt toegepast. Elke twee uur die niet is verricht, wordt omgezet in een dag jeugddetentie.(65) De vervangende jeugddetentie beloopt ten hoogste vier maanden.(66) De omzetting van de taakstraf is verplicht, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard. Het openbaar ministerie geeft hiervan kennis aan de veroordeelde en de Raad voor de Kinderbescherming.(67) Een jeugdige kan binnen twee weken bezwaar indienen tegen de kennisgeving omzetting.(68) De rechter kan de beslissing van het OM wijzigen.(69)

Geldboete

De geldboete kan worden opgelegd vanaf minimaal 3 euro en maximaal 4.500 euro.(70) De rechter kan bij elke geldboete bepalen dat het bedrag in gedeelten kan worden voldaan en stelt daarbij de hoogte van elk van die gedeelten vast. De rechter kan bij de uitspraak waarbij de geldboete wordt opgelegd, bevelen dat voor het geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.(71) Dit is niet verplicht. In de LOVS-oriëntatiepunten Jeugd wordt vermeld dat het opleggen van een taakstraf de voorkeur verdient boven een geldboete, tenzij blijkt dat deze door de jeugdige zelf kan worden betaald en niet door zijn ouder(s)/verzorger(s).

3.2.3 De maatregelen

PIJ-maatregel

De PIJ-maatregel is een vrijheidsbenemende (intramurale) behandelmaatregel en wordt in het jeugdsanctierecht als zwaarste sanctie beschouwd.(72) De PIJ-maatregel kan worden opgelegd aan minderjarigen bij wie tijdens het begaan van het misdrijf sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.(73) Overigens geldt dit eveneens voor jongvolwassenen indien het jeugdsanctierecht (artikel 77c Sr) wordt toegepast. De volgende drie cumulatieve voorwaarden gelden:
a. sprake moet zijn van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (74),
b. de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van die maatregel, en
c. de maatregel is in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Daarnaast dient de rechter te beschikken over een advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waarvan één psychiater, tenzij de jeugdige weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht.(75)

De rechter legt de PIJ-maatregel voor de duur van drie jaren op (76), waarvan het laatste jaar voorwaardelijk is.(77) Niettemin kan het Openbaar Ministerie voorafgaand aan de voorwaardelijke
beëindiging van de PIJ-maatregel de verlenging van de PIJ-maatregel vorderen. In dat geval kan de rechter telkens de PIJ-maatregel met ten hoogste twee jaren verlengen mits de jeugdige voor een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf was veroordeeld.(78) De PIJ-maatregel eindigt in ieder geval voorwaardelijk een jaar vóórdat de maximale duur van 7 jaar van de maatregel wordt bereikt (dus in elk geval na het zesde jaar).(79)

Indien de PIJ-maatregel is verlengd tot de maximale duur van 7 jaren, kan de rechter, ambtshalve of op vordering van het Openbaar Ministerie, de PIJ-maatregel omzetten in de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege.(80) Deze omzettingsmogelijkheid van PIJ naar TBS is op 1 april 2014 ingevoerd.(81) De wetgever heeft de duur van de TBS-maatregel niet gemaximeerd. In theorie kan de TBS-maatregel onbeperkt worden verlengd, waarmee in 2014 in het jeugdstrafrecht niet langer het uitgangspunt geldt dat alle jeugdsancties op een bepaald moment eindig moeten zijn.

Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM)

De GBM zit qua zwaarte tussen de voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en de taakstraf enerzijds en de (voorwaardelijke) PIJ-maatregel anderzijds in, aldus de Memorie van Toelichting behorend bij de Wet Gedragsbeïnvloeding Jeugdigen.(82) Indien een langdurige, intensieve gedragsinterventies noodzakelijk wordt geacht, die in beginsel niet in een vrijheidsbenemende setting hoeft plaatste vinden dan is de GBM de aangewezen sanctie. Daarbij gelden de volgende cumulatieve voorwaarden:
a. de ernst van het begane misdrijf of de veelvuldigheid van de begane misdrijven of voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf geven aanleiding tot oplegging van de GBM, en
b. de GBM is in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.(83)
Verder dient een advies door de Raad voor de Kinderbescherming en ten minste één gedragswetenschapper te zijn uitgebracht.(84)

De rechter moet in de uitspraak opnemen waar de GBM uit bestaat, zoals het deelnemen aan een programma in een instelling of het volgen van een ambulant programma onder begeleiding van een door de rechter aan te wijzen organisatie.(85) Nachtdetentie is eveneens mogelijk in het kader van de GBM; de rechter kan ter ondersteuning van het programma bevelen dat de veroordeelde ’s nachts in een inrichting als bedoeld in de Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen (Bjj) verblijft.(86) Verder kan elektronisch toezicht worden bevolen.(87) Als de jeugdige zich niet aan het programma van de GBM houdt, kan hoogstens twee keer tijdelijke opneming in de JJI plaatsvinden gedurende maximaal vier weken of er vindt terugmelding plaats.(88) In het laatste geval wordt vervangende jeugddetentie toegepast, met inachtneming van het reeds ten uitvoer gelegde gedeelte van de GBM (uit oogpunt van evenredigheid).(89)

De GBM duurt ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.(90) Die termijn kan eenmaal worden verlengd met hoogstens dezelfde termijn die in eerste instantie is opgelegd.(91) De maximumduur van de GBM is daarmee 24 maanden. In de praktijk wordt de GBM relatief weinig opgelegd.(92)

Schadevergoedingsmaatregel

Indien de jeugdige veroordeeld, kan de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de staat van een geldbedrag ten behoeve van het slachtoffer of andere personen genoemd in artikel 51f lid 2 Sv. De staat keert een ontvangen bedrag onverwijld uit aan het slachtoffer of aan die andere personen.(93)

Deze schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd indien en voor zover de jeugdige jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is
toegebracht.(94) In zaken van minderjarigen die 12 en 13 jaar oud zijn ten tijde van het plegen van het delict, zijn de ouders naar burgerlijk recht aansprakelijk. Zij kunnen geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd krijgen, maar in het strafvonnis kan wel, met toepassing van het civiele recht, aan ouders de betalingsverplichting worden opgelegd om de schade aan het slachtoffer te voldoen.(95) Bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel kan, indien de schade niet wordt voldaan, gijzeling voor bepaalde duur worden bepaald.(96) In beginsel wordt dit bij jeugdigen bepaald op nul dagen.(97)

“Wanneer er redenen zijn om af te wijken van het beginsel om de duur van de gijzeling op maximaal 0 dagen te bepalen, gelden de uitgangspunten t.a.v. de vervangende jeugddetentie bij de geldboete, met als aanvullend uitgangspunt dat bij minderjarige verdachten die ouder zijn dan 15 jaar (ook als de verdachte inmiddels ouder dan 18 jaar is) de duur van de gijzeling op maximaal 1 maand wordt bepaald en bij minderjarige verdachten die jonger zijn dan 16 jaar de duur van de gijzeling op maximaal 10 dagen wordt bepaald. De maxima betreffen het totale bedrag van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel. Dit betekent dat ook in geval er sprake is van meerdere benadeelde partijen waarvoor tevens een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd in totaal, dus voor al die benadeelde partijen samen, de duur van de gijzeling op maximaal 10 dagen respectievelijk 1 maand wordt bepaald (n.a.v. expertgroep jeugdrechters, 20 januari 2012).”

LOVS-oriëntatiepunten Jeugd, p. 47.

De vrijheidsbeperkende maatregel

Ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten kan de rechter in de uitspraak een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opleggen. De maatregel kan een locatieverbod of -gebod, een contactverbod en/of een meldplicht inhouden en kan voor een periode van ten hoogste vijf jaren worden opgelegd.(98)

In het vonnis waarbij de vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd, beveelt de rechter dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.(99) Voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, bepaalt de rechter in het vonnis hoeveel dagen, weken of maanden aan vervangende jeugddetentie hier tegenover staat. Het minimum bedraagt drie dagen.(100) De totale duur van de vervangende jeugddetentie kan niet meer bedragen dan zes maanden.(101) Het toepassen van vervangende jeugddetentie heft de verplichting voor de jeugdige om zich te houden aan de vrijheidsbeperkende maatregel, niet op.(102)

Voorts kan de rechter bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.(103)

3.2.4 Strafmodaliteiten

In het jeugdsanctiestelsel kunnen straffen en maatregelen onvoorwaardelijk, gedeeltelijk voorwaardelijk en geheel voorwaardelijk worden opgelegd. De rechter kan deze strafmodaliteiten toepassen bij veroordeling tot een jeugddetentie en/of de taakstraf.(104) De PIJ-maatregel kan geheel onvoorwaardelijk of geheel voorwaardelijk worden opgelegd.(105) De GBM, vrijheidsbeperkende maatregel en de schadevergoedingsmaatregel kunnen alleen onvoorwaardelijk worden opgelegd.

Bij een (deels) voorwaardelijke straf moet de rechter de proeftijd vaststellen. In het jeugdsanctiestelsel geldt een maximum proeftijd van twee jaar.(106)

Een voorwaardelijke straf, geheel of gedeeltelijk, geschiedt onder algemene en eventueel bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde houdt kort gezegd in dat de veroordeelde tijdens de proeftijd niet opnieuw strafbare feiten mag plegen.(107) Indien bijzondere voorwaarden zijn gesteld dan geldt van rechtswege dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan

  • het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt; en
  • het reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht (108)

Bij minderjarigen vanaf zestien jaar oud, ten tijde van berechting, kan de rechter bepalen dat het toezicht door de reclassering voor volwassenen wordt uitgevoerd.(109)

In de wet zijn vijftien bijzondere voorwaarden opgenomen waaronder het vergoeden en herstellen van schade, het storten van een waarborgsom, een contact- of gebiedsverbod, een meldplicht, een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol, opneming in een zorginstelling of het volgen van (ambulante) behandeling, het deelnemen aan een gedragsinterventie, het volgen van onderwijs en de restcategorie ‘andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende’.(110) De Hoge Raad heeft meermalen uitspraken gedaan over deze laatstgenoemde ‘gedragsvoorwaarde’.

“Het gaat daarbij om voorwaarden die strekken ter bevordering van goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht. Zo’n voorwaarde moet voldoende precies het daarin vervatte gedragsvoorschrift formuleren. Zij mag echter niet gedrag van de verdachte omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen veelomvattende en ingrijpende dwangmiddelen. (Vgl. HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1215.) Een bijzondere voorwaarde waarvan de naleving niet onder alle omstandigheden afhankelijk is van het gedrag van de veroordeelde, kan niet worden gesteld (vgl. HR 6 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2981).”

Hoge Raad, 31 mei 2022, ro. 2.4.1 (ECLI:NL:HR:2022:807)

Recentelijk heeft de Hoge Raad uitgelegd dat onder ‘voorwaarden die strekken ter bevordering van goed levensgedrag van de veroordeelde’ daarbij moeten worden verstaan ‘voorwaarden die strekken tot het voorkomen van strafbaar gedrag van de veroordeelde’. En, zo vervolgt de Hoge Raad, bij ‘voorwaarden die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht’ gaat het om voorwaarden die ‘een gedraging van de veroordeelde betreffen waartoe hij naar aanleiding van het bewezenverklaarde feit uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden is, bijvoorbeeld jegens slachtoffers van het bewezenverklaarde feit’.(111)

In aanvulling hierop geeft de Hoge Raad aan dat de gedragsvoorwaarde ertoe strekt het toezicht op (een) andere door de rechter gestelde bijzondere voorwaarde(n) mogelijk te maken of te bevorderen. Van belang hierbij is dat het gedragsvoorschrift voldoende precies is geformuleerd en niet verder strekt dan voor het toezicht op de naleving van de andere bijzondere voorwaarde(n) noodzakelijk is.(112) Rechters moeten dus aangeven hoe de gedragsvoorwaarde zich precies verhoudt tot de overige gestelde bijzondere voorwaarden en de al beschikbare mogelijkheden om toezicht op de naleving van die voorwaarden te houden.

Aan de bijzondere voorwaarden kan elektronisch toezicht(113) en ook jeugdreclasseringstoezicht worden verbonden. In het jeugdsanctiestelsel wordt dit laatste uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. Bij jeugdigen vanaf 16 jaar kan de rechter bepalen dat een reclasseringsinstantie uit het volwassensanctiestelsel toezicht houdt.

Dadelijk uitvoerbaar

De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de gestelde voorwaarden, en het uit te oefenen toezicht vanuit de (jeugd)reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn. Dit kan echter alleen in gevallen waarbij ernstig rekening ermee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

3.2.5 Strafbeschikking

De officier van justitie kan, indien hij vaststelt dat een overtreding is begaan dan wel een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar, een strafbeschikking uitvaardigen.(114) In afwijking van het meerderjarigenstrafrecht kan de officier van justitie een taakstraf van hoogstens 60 uur opleggen.(115) Verder kan de officier van justitie een geldboete, onttrekking aan het verkeer, een schadevergoedingsverplichting of ontzegging van de rijbevoegdheid voor ten hoogste zes maanden opleggen.(116)

In geval van minderjarige verdachten kan de officier van justitie in een strafbeschikking tevens de aanwijzing geven inhoudende dat de minderjarige zich zal richten naar de aanwijzingen van een gecertificeerde instelling voor een daarbij te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden. Dit kan ook een reclasseringsinstelling zijn indien de minderjarige ten tijde van het plegen van het strafbare feit de leeftijd van zestien jaren reeds heeft bereikt.(117)

Indien de jeugdige het niet eens is met de strafbeschikking dan kan die, mits tijdig, verzet aantekenen hiertegen.(118)

Voetnoten

1 Zie Huls 2022, hoofdstuk 2, waarop deze paragraaf is gebaseerd.

2 Schuyt 2009, p. 29-34.

3 Zie artikelen 22b Sr (volwassenen) en 77ma Sr (jeugd). Wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven, Stb. 2012 nr. 1 d.d. 2 januari 2012.

4 Zie bijvoorbeeld Rechtbank Amsterdam 16 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:254 en Gerechtshof ’s- Hertogenbosch, 22 juni 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2036.

5 Artikelen 350, 351 en 358 lid 2 Sv.

6 Artikelen 359 lid 2 en lid 5 Sv. Zie ook Hoge Raad, 14 februari 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AU7119), Hoge Raad, 21 november 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AY7805) en recentelijk nog Hoge Raad, 5 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:975).

7 Het verbazingscriterium. Zie onder meer Hoge Raad, 25 februari 1947, NJ 1947. 161 (Gold Flake). Zie ook Hoge Raad, 3 oktober 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AX5479) en Hoge Raad, 2 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH8313). Hierbij moet worden opgemerkt dat ‘straf naarmate van schuld’ in de zin van toerekenbaarheid niet onverkort geldt als uitgangspunt in het strafrecht: de ernst van het feit speelt wel degelijk een rol. Zie Hoge Raad, 10 september 1957, NJ 1958, 5 (Zwarte Ruiter) en Hoge Raad, 24 juli 1967, NJ 1969, 63 (de Antilliaanse amokmaker).

8 Artikel 359 lid 6 Sv.

9 Artikel 9a Sr.

10 Artikel 359 lid 4 Sr.

11 Canton 2017. Kelk 2001, par. 1.1.7.6. Schuyt 2009, p. 54.

12 Vgl. Fornes 2022.

13 Ten Velden en De Dreu 2012. Kelk 2001 p. 401, Schuyt 2009, p. 55.

14 Geraadpleegd op 16 november 2022, via https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Orientatiepunten-en-afspraken-LOVS.pdf

15 Deze paragraaf is gebaseerd op de beknopte uiteenzetting van de grondslagen van het Nederlandse jeugdstrafrecht uit: Van den Brink 2019. Een soortgelijke paragraaf is ook opgenomen in Asscher e.a. 2020.

16 Artikel 488, eerste lid, Sv en artikel 77a Sr.

17 Weijers 2017b.

18 Wet 12 februari 1901, Stb. 1901, 63 (Strafrechtelijke Kinderwet); Kamerstukken II 1897-98, 219, nr. 3. Zie ook Weijers 2017a. En Uit Beijerse 2019.

19 Artikel 77d Sr.

20 Kamerstukken II 1955-56, 4141, nr. 3: 10; Kamerstukken II 2005-06, 30332, nr. 3: 1; Kamerstukken II 2012-13, 33498, nr. 3: 13 en 24. Zie ook: Commissie Overwater, 1951; Commissie Anneveldt, 1982; Commissie Van Montfrans, Vgl. Van den Brink 2018, p. 175-176.

21 Vgl. Kilkelly & Liefaard 2022.

22 Kamerstukken II 1955-56, 4141, nr. 3, p. 10.

23 Speciale preventie houdt zowel incapacitatie (onschadelijkmaking) in als het voorkomen van recidive via gedragsbeïnvloeding. In deze factsheet wordt de term hoofdzakelijk gebezigd in de zin van het laatste.

24 Schmidt & Skelton 2022.

25 Geraadpleegd op 16 november 2022, via https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Orientatiepunten-en-afspraken-LOVS.pdf

26 Zie artikelen 494, 494a, 494b en 498 Sv.

27 Artikel 494b lid 2 Sv.

28 Op grond van artikelen 299 jo. art. 287, lid 2, en 287, lid 3, en artikel 315, lid 1 Sv is de rechter bevoegd tot het doen oproepen en horen als deskundige van een persoon op een terrein waarvan hij specifieke of bijzondere kennis bezit. Zie Hoge Raad, 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1476.

29 Weijers 2017b.

30 Kamerstukken II 1955-56, 4141, nr. 3: 10; Kamerstukken II 1989-90, 21327, nr. 3: 2-3 en 6, met verwijzing naar Commissie Anneveldt, 1982: 14.

31 Kamerstukken II 1897-98, 219, nr. 3: 7-8. Vgl. Kamerstukken II 2012-13, 33498, nr. 3: 18 e.v. Zie ook: Commissie Overwater, 1951; Commissie Anneveldt, 1982; Commissie van Montfrans, 1994.

32 Kamerstukken II 2005-06, 30332, nr. 3: 12; Kamerstukken II 2012-13, 33498, nr. 3: 21 e.v.

33 Kamerstukken II 2012-13, 33 498, nr. 3, p. 7.

34 Liefaard & Van den Brink 2014.

35 Voor meer informatie over leeftijdsgrenzen in het Nederlandse jeugdstrafrecht, zie factsheet nummer 1: wie is de jeugdige in het jeugdstrafrecht?

36 Artikel 486 Sv jo. artikel 488, lid 2 Sv en artikel 77a Sr.

37 Artikel 77b Sr.

38 Artikel 77c Sr.

39 Artikel 77b lid 2 Sr.

40 Kamerstukken II 2012/13, 33 498, nr. 3, p. 2-3.

41 Op grond van artikel 6:6:29 Sv kan de straf van jeugddetentie wel door de rechter geheel of gedeeltelijk worden vervangen door een gevangenisstraf indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf geheel of gedeeltelijk zou moeten plaatsvinden nadat de veroordeelde de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt en deze naar het oordeel van de rechter niet meer voor een zodanige straf in aanmerking komt.

42 Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt (2021R001), in werking getreden op 1 februari 2021. Geraadpleegd op 16 mei 2022 via https://www.om.nl/onderwerpen/beleidsregels/richtlijnen-voor-strafvordering-resultaten/richtlijn-en-kader-voor- strafvordering-jeugd

43 Voor meer informatie hierover, zie factsheet nummer 1: wie is de jeugdige in het jeugdstrafrecht?

44 Voor een uitgebreide beschrijving van het kinder- en mensenrechter kader wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van Asscher e.a. 2020.

45 De volledige dialoog is via UN Web TV terug te kijken via: https://media.un.org/en/asset/k1w/k1w17f1p81 en https://media.un.org/en/asset/k1r/k1rvbc3r65.

46 Dit blijkt onder meer ook uit de beleidsreactie op het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) om het voorbehoud bij artikel 37 onder c IVRK op te heffen en artikel 77b Sr te schrappen. Brief minister voor rechtsbescherming, 26 november 2021, TK 2020-21, 28741 nr. 83, p. 2.

47 Artikel 77h lid 1 Sr.

48 Artikel 77h lid 4 Sr.

49 Artikel 77h lid 1 onder b Sr.

50 Artikel 77g Sr.

51 Kamerstukken II 2005/06, 30 332, nr. 3, p. 11-12, 19.

52 Artikel 9a Sr.

53 Artikel 77gg lid 1 Sr.

54 Artikel 77gg lid 2 Sr. Wel is artikel 63 Sr ook in het jeugdsanctierecht van toepassing. Dit betekent dat de rechter bij de straf voor misdrijf 1 rekening dient te houden met de straf die inmiddels is opgelegd voor misdrijf 2, mits misdrijf 1 is gepleegd voordat de bestraffing van misdrijf 2 heeft plaatsgevonden.

55 Zie onder meer Bruning, Van den Brink & Punselie 2020, hoofdstuk 10. En eerder: Uit Beijerse 2019. Zie ook: Bruning e.a. 2011.

56 Artikel 77i Sr.

57 Artikel 77i lid 3 Sr jo artikel 27 Sr.

58 Artikel 6:6:29 Sv.

59 Artikel 77h lid 2 Sr.

60 Voor de verschillende leerstraffen en de duur ervan, zie https://www.kinderbescherming.nl/voor-kind-en- ouder/straffen-voor-jongeren/wat-is-een-taakstraf/leerstraf/welke-leerstraffen-zijn-er

61 Artikel 77m lid 1 Sr.

62 Artikel 77m lid 2, 3 en 4 Sr.

63 Artikel 77m lid 5 Sr jo artikel 27 Sr.

64 Artikel 77ma Sr.

65 Artikel 77n lid 1 Sr. Zie ook LOVS-oriëntatiepunten Jeugd p. 46.

66 Artikel 77n lid 3 Sr.

67 Artikel 6:3:10 Sv. Het OM moet wel tijdig, binnen drie maanden, na afloop van de termijn de omzetting gelasten (artikel 6:3:11 Sv). Indien een gedeelte van de te verrichten taakstraf is voldaan, vermindert de duur van de vervangende jeugddetentie naar evenredigheid. Heeft deze vermindering tot gevolg dat voor een gedeelte van een dag vervangende jeugddetentie zou moeten worden ondergaan, dan vindt afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen. 68 Artikel 6:6:23 lid 1 Sv.

69 Artikel 6:6:23 lid 2 Sv.

70 Artikel 77l lid 1 Sr jo 23 Sr. Het maximum wordt ieder jaar geïndexeerd, laatstelijk op 1 januari 2022.

71 Artikel 77l lid 2 Sr. Zie ook LOVS-oriëntatiepunten Jeugd p. 46/47.

72 Bruning e.a. 2011, par. 4.2. Zie voor een specifieke dossierstudie omtrent (de tenuitvoerlegging van) de PIJ-maatregel Reef, Jeltes & Van den Brink 2020.

73 Artikel 77s Sr.

74 En nog enkele andere misdrijven, omschreven in de artikelen 132, 285 lid 1, 285b en 395 van het Wetboek van Strafrecht, 175 lid 2, onderdeel b, of lid 3 in verbinding met lid 1, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, en 11 lid 2 van de Opiumwet.

75 Artikel 77s lid 2 en lid 5 Sr.

76 Artikel 77s lid 7 Sr.

77 Artikel 6:2:22 Sv.

78 Artikel 6:6:31 lid 1 Sv.

79 Artikel 6:6:31 lid 2 Sv.

80 Artikel 6:6:33 lid 1 Sv. Indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting in die maatregel eist.

81 Na de invoering van de omzettingsmogelijkheid heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2021 voor het eerst een vordering tot omzetting toegewezen (ECLI:NL:RBMNE:2021:4111). Echter die beslissing is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd op 23 december 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:11774).

82 Kamerstukken II 2005/06, 30 332, nr. 3, p.1.

83 Artikel 77w lid 1 Sr.

84 Artikel 77w lid 2 Sr. De gedragsdeskundige hoeft overigens niet in te stemmen met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, zie Hoge Raad 7 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:905).

85 Artikel 77w lid 3 Sr.

86 Artikel 77w lid 4 Sr jo artikel 8 lid 1 onder i Bjj.

87 Artikel 77w lid 5 Sr.

88 Artikel 6:6:35 Sv.

89 Ibid.

90 Artikel 77w lid 8 Sr.

91 Artikel 6:6:36 Sv.

92 Het gaat om enkele tientallen per jaar. In 2020 is het 40 keer opgelegd. Zie voor een overzicht vanaf 2008 Meijer, Moolenaar, Choenni en Van den Braak 2021.

93 Artikel 77h lid 4 onder e jo 36f lid 1 Sr.

94 Artikel 36f lid 2 Sr.

95 Artikel 51g lid 4 Sv.

96 Artikel 6:4:20 Sv.

97 Zie LOVS-oriëntatiepunten Jeugd, p. 47.

98 Artikelen 77h lid 4 onder f, 77we lid 2 jo 38v Sr.

99 Artikel 77we lid 1 Sr.

100 Artikel 77we lid 2 jo 38w lid 2 Sr. 101 Artikel 77we lid 2 jo 38w lid 3 Sr. 102 Artikel 77we lid 2 jo 38w lid 4 Sr. 103 Artikel 38v lid4 Sr.

101 Artikel 77we lid 2 jo 38w lid 3 Sr. 102 Artikel 77we lid 2 jo 38w lid 4 Sr. 103 Artikel 38v lid4 Sr.

104 Artikel 77x lid 1 Sr.

105 Artikel 77x lid 2 Sr.

106 Artikel 77y lid 2 Sr. Verkorten of verlengen is evenwel mogelijk, artikel 6:6:19 Sv.

107 Artikel 77z lid 1 Sr.

108 Artikel 77z lid 3 Sr.

109 Artikel 77aa lid 3 Sr.

110 Artikel 77z lid 2 Sr.

111 Hoge Raad, 31 mei 2022, ro. 2.4.2 (ECLI:NL:HR:2022:807).

112 Vgl. Hoge Raad, 28 september 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1403).

113 Artikel 77z lid 4 Sr.

114 Artikelen 257a tot en met 257h Sv. En ook artikelen 491, 491a, 494, 494a, 494 Sv en art 77f Sr. Zie voor de strafbeschikking jeugd ook de factsheet van het Openbaar Ministerie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2022/02/08/factsheet-om-strafbeschikking-jeugd

115 Artikel 77f lid 2 Sr.

116 Artikel 257a lid 2 Sv.

117 Artikel 77f lid 1 Sr.

118 Artikel 257e en 257f Sv.

Literatuurlijst

Asscher e.a. 2020 

J.J. Asscher, Y.N. van den Brink, H.E. Creemers, E. Huls, E.K. van Logchem, N. Lynch & S.E. Rap, De strafmaat voor jeugdige daders van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven in internationaal perspectief, Den Haag: WODC/Boom Juridisch 2020.

Asscher & Creemers 2022

J.J. Asscher & H.E. Creemers, ‘Effective sentences for children who commit serious offences: what does the evidence tell us?, in: N. Lynch, Y.N. van den Brink & L. Forde (red.), Responses to serious offending by children. Principles, practice and global perspectives, London: Routledge Taylor & Francis Group 2022, p. 66-76.

Van den Brink 2019

Y.N. van den Brink, ‘Tussen strafrecht en hulpverlening. Grondslagen, praktijk en schurende paradigma’s in het Nederlandse jeugdstrafrecht’, Tijdschrift voor Jeugd en Kinderrechten 2019, afl. 2, p. 144-162.

Van den Brink 2018

Y.N. van den Brink, Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht. Wet en praktijk in het licht van internationale en Europese kinder- en mensenrechten (diss. Leiden), Deventer: Wolters Kluwer 2018.

Van den Brink & Lynch 2021

Y.N. van den Brink & N. Lynch, ‘Beyond the Life Sentence - A Children's Rights Lens on Sentencing for Murder’, The International Journal of Children's Rights, 29(4), p. 972-1005. https://doi.org/10.1163/15718182-29040001

Bruning e.a. 2011

M.R. Bruning e.a., Wegwijs in het jeugdsanctierecht. Onderzoek naar het juridisch kader voor de zwaarste jeugdsancties in theorie en praktijk, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2011.

Bruning, Van den Brink & Punselie 2020 

M.R. Bruning, Y.N. van den Brink & E.C.C. Punselie, Jeugdrecht en jeugdhulp, 9e herziene druk, Den Haag: Sdu 2020.

Canton 2017

R. Canton, Why punish? An introduction to the philosophy of punishment, London: Red Globe Press 2017.

Commissie Anneveldt 1982

Commissie Anneveldt, Sanctierecht voor jeugdigen, Den Haag: Staatsuitgeverij 1982.

Commissie Van Montfrans 1994

Commissie Van Montfrans, Met de neus op de feiten; aanpak jeugdcriminaliteit, Den Haag 1994.

Commissie Overwater 1951

Commissie Overwater, Rapport van de commissie ingesteld met het doel van advies te dienen over de vraag in welke richting het rijkstucht- en opvoedingswezen en in verband daarmee het kinderstrafrecht zich zullen moeten ontwikkelen, Den Haag 1951.

Fornes 2022

I. Fornes, ‘Punishing children: the application of sentencing theory and principles to children who offend’, in: N. Lynch, Y.N. van den Brink & L. Forde (red.), Responses to serious offending by children. Principles, practice and global perspectives, London: Routledge Taylor & Francis Group 2022, p. 27- 38.

Van Ham & Ferwerda 2018

T. van Ham & H. Ferwerda, Het nut van vasthouden. Literatuuronderzoek naar de effecten van jeugddetentie. Arnhem: Bureau Beke 2018.

Huls e.a. 2022

E. Huls, J.J. Asscher, Y.N. van den Brink, H.E. Creemers, T. Liefaard & S.E. Rap, Strafmaat en strafdoelen in ernstige jeugd- en adolescentenstrafzaken. Opvattingen van magistraten over de sanctionering van 16- tot 23-jarige daders van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven, Den Haag: WODC 2022.

Huls, Rap & Van den Brink 2022

E. Huls, S.E. Rap & Y.N. van den Brink, ‘Responses to serious offending by children in Northwestern Europe’, in: N. Lynch, Y.N. van den Brink & L. Forde (red.), Responses to serious offending by children. Principles, practice and global perspectives, London: Routledge Taylor & Francis Group 2022, p. 174- 184.

Kelk 2001

C. Kelk, Studieboek materieel strafrecht, Deventer: Gouda Quint 2001.

Kelk & De Jong 2019

C. Kelk & F. de Jong, Studieboek materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2019.

Kilkelly & Liefaard 2022

U. Kilkelly & T. Liefaard, ‘International children’s rights principles and responses to serious offending by children. Recent developments, topical issues and global challenges’, in: N. Lynch, Y.N. van den Brink & L. Forde (red.), Responses to serious offending by children. Principles, practice and global perspectives, London: Routledge Taylor & Francis Group 2022, p. 11-26.

Liefaard & Van den Brink 2014

T. Liefaard & Y.N. van den Brink, ‘Juveniles’ right to counsel during police interrogations. An interdisciplinary analysis of a youth specific approach, with a particular focus on the Netherland’, Erasmus Law Review 2014, afl. 4, p. 206-218.

Lynch, Van den Brink & Forde 2022

N. Lynch, Y.N. van den Brink & L. Forde (red.), Responses to serious offending by children. Principles, practice and global perspectives, London: Routledge Taylor & Francis Group 2022

Meijer, Moolenaar, Choenni en Van den Braak 2021

Meijer, Moolenaar, Choenni en Van den Braak 2021, Criminaliteit en rechtshandhaving 2020. Ontwikkelingen en samenhangen, Den Haag: WODC/CBS/de politie/Raad voor de Rechtspraak/Openbaar Ministerie, Cahiers 2021-22.

Nagin, Cullen & Jonson 2009

D.S. Nagin, F.T. Cullen & C.L. Jonson, ‘Imprisonment and Reoffending’, Crime and Justice 2009, afl. 38, p. 115-200.

Nagtegaal e.a. 2022

M.H. Nagtegaal, m.m.v. E.A.E. Fechner, J.K. Kool & T. Varkevisser, Toepassingen van de Wet langdurig toezicht in 2017-2020. Een eerste verkenning, Den Haag: WODC. Factsheet 2022-2.

Nagtegaal e.a. 2021

M.H. Nagtegaal, m.m.v. J.K. Kool & E.A.E. Fechner, Zeden- en geweldsdelinquenten onder langdurig toezicht. Opleggingen en kenmerken van de Gedragdsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel in 2020, Den Haag: WODC. Cahier 2021-25.

Reef, Jeltes & Van den Brink 2020

J. Reef, M. Jeltes & Y.N. van den Brink, De PIJ-maatregel doorgelicht. Juridische grondslagen, populatiekenmerken, gedragsverandering en recidive, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2020.

RSJ 2021

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Advies adolescentenstrafrecht, Den Haag: RSJ 2021.

Schmidt & Skelton 2022

E.P. Schmidt & A. Skelton, ‘A developmental perspective on children who commit serious violent offences: from science to standards’, in: N. Lynch, Y.N. van den Brink & L. Forde (red.), Responses to serious offending by children. Principles, practice and global perspectives, London: Routledge Taylor & Francis Group 2022, p. 55-65.

Schmidt, Rap & Liefaard 2021

E.P. Schmidt, S.E. Rap & T. Liefaard, ‘Young Adults in the Justice System: The Interplay between Scientific Insights, Legal Reform and Implementation in Practice in The Netherlands’, Youth Justice 21(2), p. 172-191.

Schuyt 2009

P.M. Schuyt, Veranwtoorde straftoemeting (diss. Leiden), Leiden: Kluwer 2009.

Ten Velden & De Dreu 2012

F.S. ten Velden en prof. C.K.W. de Dreu, Sociaalpsychologische determinanten van strafrechtelijke besluitvorming, Research Memoranda 1, jaargang 8, Den Haag: Raad voor de Rechtspraak 2012.

Uit Beijerse 2019

J. Uit Beijerse, Jeugdstrafrecht: Beginselen, wetgeving en praktijk, 4e herziende druk, Apeldoorn: Maklu uitgevers 2019.

Weijers 2017a

I. Weijers, ‘Geschiedenis van het jeugdstrafrecht’, in: Weijers & Imkamp 2017, p. 19-38.

Weijers 2017b

I. Weijers, ‘Grondslagen van jeugdstrafrecht’, Weijers & Imkamp 2017, p. 39-60.

 

Internationale en nationale wet- en regelgeving

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, 4 november 1950, Rome.

Verdrag inzake de rechten van het kind

Verdrag inzake de rechten van het kind, 20 november 1989, New York.

 

VN-Kinderrechtencomité 2019

UN Committee on the Rights of the Child (CRC), General Comment No. 24 (2019): Children’s rights in the child justice system, 18 September 2019, CRC/C/GC/24.

VN-Kinderrechtencomité 2022

UN Committee on the Rights of the Child (CRC), Concluding Observations on the combined fifth and sixth periodic reports of the Netherlands, 16 Februari 2022, CRC/C/NLD/CO/5-6.

 

Wetboek van Strafrecht (Sr)

Wetboek van Strafvordering (Sv)

 

Strafvorderings- en straftoemetingsrichtlijnen

De Rechtspraak, Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken, versie september 2022.

Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt (2021R001), in werking getreden op 1 februari 2021.

 

Kamerstukken

Kamerstukken II, 1897-98, 219, nr. 3.

Kamerstukken II, 1955-56, 4141, nr. 3.

Kamerstukken II, 1989-90, 21 327, nr. 3.

Kamerstukken II, 1992-93, 21 327, nr. 12.

Kamerstukken II, 2005-06, 30 332, nr. 3.

Kamerstukken II, 2012-13, 33 498, nr. 3.

Kamerstukken II, 2018-19, 35 122, nr. 3

Kamerstukken II, 2020-21, 28 741, nr. 78.

Kamerstukken II, 2020-21, 28 741, nr. 81.

Kamerstukken II, 2020-21, 28 741, nr. 83.

Kamerstukken II, 2020-21, 35 871, nr. 2

Kamerstukken II, 2021-22, 31 015 en 34 843, nr. 242.

Kamerstukken II, 2021-22, 31 015 en 34 843, nr. 55.

Kamerstukken II, 2021-22, 35 122, nr. 39.

További információk

Cross-reference

International Factsheet no 9: Who is a Child?

International Factsheet no 9: Sentencing

National Factsheet no 1: Wie is de ‘jeugdige’ in het jeugdstrafrecht?

National Factsheet no 6: Effectieve participatie in het jeugdstrafproces

Letöltés PDF-ben

A lenti gombra kattintva az oldal tartalmát PDF formátumban is le lehet tölteni

Letöltés