Effectieve participatie in het jeugdstrafproces
1 - Inleiding
In deze factsheet bespreken we op welke momenten en hoe jeugdige verdachten kunnen participeren in het jeugdstrafproces. Allereerst zal kort het internationale kader rondom dit thema geschetst worden, waarna ingezoomd wordt op de Nederlandse wetgeving. Er zal aandacht besteed worden aan effectieve participatie bij aanhouding en verhoor, tijdens de strafzitting, tijdens het onderzoek naar de jeugdige en tijdens vrijheidsbeneming.
2 - Internationaal kinderrechtelijk kader
Het recht om gehoord te worden maakt deel uit van het bredere paraplubegrip ‘participatie’ en de participatierechten uit het IVRK (Lundy, 2007). Dit recht houdt in dat kinderen die in staat zijn om een eigen mening te vormen, het recht hebben om die mening te delen in alle zaken die hen aangaan (art. 12(1) IVRK). Dit geldt ook voor juridische procedures, zoals in het jeugdstrafrecht (art. 12(2) IVRK). Met betrekking tot het jeugdstrafrecht adviseerde de VN al in 1985 dat procedures moeten plaatsvinden “in an atmosphere of understanding which shall allow the juvenile to participate therein” (Rule 14.2, UN Standard Minimum Rules on the Administration of Juvenile Justice (Beijing Rules)).
Het VN-Kinderrechtencomité heeft in verschillende general comments aandacht besteed aan de praktische implementatie van het recht om gehoord te worden in jeugdstrafrechtprocedures. Het Kinderrechtencomité volgt daarbij de gezaghebbende uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), waarin het effectieve participatie tijdens het strafproces als voorwaarde voor een eerlijk proces (art. 6 EVRM) erkend.(1) In de Bulger-zaak oordeelde het Hof dat de 10-jarige verdachten niet in staat waren om effectief te participeren, onder meer vanwege hun zeer jonge leeftijd, de enorme publieke druk op de zaak en de beperkte mogelijkheden om met hun raadslieden te overleggen, en daardoor geen eerlijk proces hadden gekregen.(2) In een andere zaak van een 11-jarige verdachte oordeelde het EHRM dat het recht van een jeugdige verdachte op een eerlijk proces niet betekent dat hij (3) elk detail van de zaak moet kunnen begrijpen. Effectieve participatie houdt in dat de jeugdige verdachte beschikt over “a broad understanding of the nature of the trial process and of what is at stake (…) including the significance of any penalty which may be imposed”.(4)
Het VN-Kinderrechtencomité benoemt in General Comment nr. 24 (2019) het recht om gehoord te worden en om effectief te participeren als waarborgen voor een eerlijk proces. Het VN- Kinderrechtencomité geeft ook aan dat jeugdige verdachten het recht hebben om te zwijgen en dat dit geen negatieve consequenties mag hebben voor hen (VN-Kinderrechtencomité, 2019, par. 45). Om het recht om gehoord te worden effectief uit te kunnen oefenen, moeten kinderen geïnformeerd worden over de zaak en de mogelijke uitkomsten, zodat het kind een geïnformeerde mening kan vormen (VN- Kinderrechtencomité, 2009, par. 25). Het VN-Kinderrechtencomité heeft in General Comments nr. 12 (2009) en 24 (2019) nadere randvoorwaarden voor effectieve participatie in het jeugdstrafrecht opgesteld. De omgeving waarin het kind gehoord wordt mag niet intimiderend of vijandig zijn, procedures moeten toegankelijk en passend zijn voor kinderen, informatie moet kindvriendelijk zijn en personeel moet speciaal opgeleid zijn voor het werken met kinderen. Ook moet aandacht worden besteed aan de inrichting van bijvoorbeeld de zittingsruimte en de kleding van rechters en advocaten (denk aan kindvriendelijke interviewruimtes en gerechtsgebouwen en het niet dragen van intimiderende juridische kleding) en een strafzitting vindt bij voorkeur achter gesloten deuren plaats (VN- Kinderrechtencomité, 2009, par. 34; 57-61; VN-Kinderrechtencomité, 2019, par. 46). Tot slot is het van belang dat het kind geïnformeerd wordt over de uitkomst van de zaak en de mate waarin de mening van het kind is meegewogen in de beslissing (VN-Kinderrechtencomité, 2009, par. 45).
Stappenplan voor het horen van kinderen
In General Comment nr. 12 (2009) heeft het Kinderrechtencomité vijf stappen beschreven die moeten leiden tot een effectieve uitvoering van het recht om gehoord te worden:
- Voorbereiding: het kind moet voorbereid worden op het geven van zijn mening. Hiervoor is het van belang dat het kind voldoende informatie ontvangt, om op basis daarvan zijn mening te kunnen vormen. Het gaat daarbij enerzijds om uitleg over wat er van het kind verwacht wordt (waar mag hij zijn mening over geven, op welke manier zal dat gevraagd worden en in welke setting) en anderzijds om uitleg over de inhoud van de betreffende zaak, de mogelijke beslissingen die genomen kunnen worden en de consequenties van die beslissingen ( 25, 47, 48). Het geven van kindvriendelijke informatie is hierbij van belang, omdat dit het voor het kind mogelijk maakt om zijn weloverwogen mening te vormen (par. 25, 34, 60, 82). Dit vraagt om getrainde professionals die in staat zijn leeftijdsadequate informatie te geven op een manier die voor het kind begrijpelijk is (par. 34, 49, 134(a), 134(g)).
- Het horen: professionals moeten tijdens het horen serieus luisteren naar het kind en hem aanmoedigen zijn mening te geven. Het is van belang dat wanneer het kind gehoord wordt, dit plaatsvindt in een setting die bijdraagt aan het vrijelijk kunnen geven van zijn Dit houdt in dat de omgeving niet intimiderend, vijandig of anderszins niet passend bij leeftijd van het kind is (par. 23, 34, 60).
- Onderzoek naar de capaciteiten van het kind: in het kader van de horen van het kind moet onderzocht worden of het kind in staat is om zijn mening te vormen en te geven, waarbij de ontwikkelende vermogens en capaciteiten van het kind meegewogen moeten worden (art. 5 IVRK). Het Kinderrechtencomité raadt daarbij aan geen leeftijdsgrenzen in te stellen, omdat dit kinderen onder een bepaalde leeftijd automatisch uitsluit van het recht om gehoord te worden. Het Comité is van mening dat zelfs heel jonge kinderen hun mening kunnen vormen, al kunnen zij dat nog niet op een verbale manier duidelijk maken (par. 21).
- Feedback en uitkomst van de procedure: er moet een passend gewicht gegeven worden aan de mening van het kind. Een belangrijke implicatie van het recht om gehoord te worden is dat de mening van het kind serieus genomen moet worden (par. 28) en dat het kind geïnformeerd moet worden over hoe zijn mening is meegenomen in de besluitvorming. Deze terugkoppeling moet garanderen dat het kind niet alleen gehoord is bij wijze van formaliteit, maar dat zijn mening serieus in overweging is genomen (par. 45).
- Klachten en beroepsprocedures: het kind moet de mogelijkheid hebben om te klagen of in beroep te gaan wanneer hij niet gehoord is of zijn mening niet serieus is genomen (par. 41-46).
3 - Kindvriendelijke rechtspraak in Europees perspectief
Op Europees niveau is veel aandacht voor het bevorderen van participatie van kinderen in juridische procedures (Raad van Europa, 2022; Europese Unie, 2011). Het recht om te participeren tijdens de strafzitting is ook vastgelegd in bindende Europese wetgeving (art. 16 Richtlijn EU 2016/800).
Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure
Artikel 16 - Recht van kinderen om persoonlijk aanwezig te zijn en aan hun proces deel te nemen
- De lidstaten zorgen ervoor dat kinderen het recht hebben aanwezig te zijn bij hun proces en zij nemen alle nodige maatregelen om die deelname inhoud te geven, zoals de mogelijkheid om gehoord te worden en hun mening te geven.
- De lidstaten zorgen ervoor dat kinderen die niet aanwezig waren bij hun proces, het recht hebben op
een nieuw proces of op een ander rechtsmiddel, in overeenstemming met en onder de voorwaarden zoals bedoeld in Richtlijn (EU) 2016/343.
De Guidelines on child-friendly justice (2010) van de Raad van Europa bevat praktische aanbevelingen wat betreft de rol en stem van kinderen in alle stadia van juridische procedures (Liefaard & Kilkelly, 2018). Algemene uitgangspunten zijn onder andere dat kinderen moeten kunnen participeren in procedures die over hen gaan en dat de voorwaarden voor een eerlijk proces in acht genomen moeten worden in deze procedures (III§A-E). De richtlijnen bevatten daarnaast verschillende aanbevelingen met betrekking tot kindvriendelijke rechtspraak, zoals dat kinderen geïnformeerd moeten worden over hun rechten, dat hun privacy beschermd moet worden, dat professionals getraind moeten worden in het werken met kinderen en dat bij voorkeur multidisciplinair gewerkt wordt (IV§A). Belangrijke uitgangspunten van kindvriendelijke rechtspraak zijn dat kinderen moeten begrijpen wat de rol is van alle betrokkenen (par. D§55). Ook moet het taalgebruik in gerechtelijke procedures worden aangepast aan de leeftijd en het begrip van het kind (par. D§66). Tijdens de rechtszaak moet rekening worden gehouden met het tempo en de aandachtspanne van het kind. Dat betekent dat de interviews of verhoren niet te lang mogen duren en dat regelmatig pauzes genomen moeten worden (par. D§61). Daarnaast moet worden toegestaan dat kinderen door hun ouders – of een andere geschikte volwassene – worden vergezeld (par. D§58).
4 - Effectieve participatie in het Nederlandse jeugdstrafrecht
In de Nederlandse strafwet worden de termen ‘horen’ en ‘verhoren’ door elkaar gebruikt. Weijers (2021) geeft echter aan dat het onderscheid wel van belang is. Bij ‘verhoren’ is de jeugdige verdachte object van onderzoek en wordt de jeugdige ondervraagd. Bij ‘horen’ is de jeugdige verdachte procespartij en krijgt hij de gelegenheid om zijn standpunt naar voren te brengen. Dit veronderstelt een actieve opstelling van de jeugdige (Weijers, 2021).
4.1 Effectieve participatie bij aanhouding en verhoor
De uitgangspunten uit het internationale kinderrechtelijk kader dienen te gelden in de verschillende fasen van het strafproces, beginnende bij de aanhouding of ontbieding op het politiebureau tot en met het uitvoeren van een sanctie.
Procedurele rechtvaardigheid
De theorievorming rondom het begrip ‘procedurele rechtvaardigheid’ biedt belangrijke aanknopingspunten voor effectieve participatie in het jeugdstrafrecht. Procedurele rechtvaardigheid verwijst naar de ervaring van mensen met autoriteiten, wat betreft ervaren eerlijkheid en hun behandeling door deze autoriteiten (Tyler, 2006; Murphy, 2015). Het kunnen participeren in een juridische procedure is van belang voor het ervaren van een eerlijke behandeling in het proces. Wanneer mensen het gevoel hebben dat zij op een eerlijke manier behandeld worden, dan zij zijn ook meer geneigd om de beslissing van een autoriteit te accepteren en zich daaraan te houden (Jackson e.a., 2012; Murphy & Tyler, 2008). Onderzoek laat zien dat procedurele rechtvaardigheid ten opzichte van de politie ertoe leidt dat mensen sneller naar de politie stappen en meer samenwerken met de politie (Murphy e.a., 2008). Daarnaast laat onderzoek zien dat procedurele rechtvaardigheid kan leiden tot minder toekomstig delinquent gedrag (Vidal e.a., 2017; Kaasa e.a., 2018; Fagan & Tyler, 2005). Dit heeft te maken met het feit dat het systeem en de daarin aanwezige actoren als meer legitiem worden gezien (Piquero e.a., 2005). Tot slot laat onderzoek tijdens rechtszittingen zien dat jongeren die meer rechtvaardigheid ervaren in hun interactie met de rechter, officier van justitie en advocaat het jeugdstrafrechtsysteem als meer legitiem ervaren (Greene e.a., 2010). Een respectvolle en eerlijke behandeling, professionals die luisteren naar verdachten en tevredenheid met de uitkomst van de zaak blijken belangrijke voorspellers te zijn voor de ervaren legitimiteit van het systeem ( Sprott & Greene, 2010; Fagan & Tyler, 2005; Tyler, 2009). Procedurele rechtvaardigheid is tot slot ook van belang bij de uitvoering van sancties, zoals detentie. Wanneer gedetineerde jongeren een eerlijke behandeling door de leiding ervaren worden regels beter opgevolgd, voelen zij zich veiliger en zijn er minder agressieve incidenten (Van der Laan & Eichelsheim, 2013; Neubacher, 2014).
Wanneer een jeugdige wordt staande gehouden, aangehouden of wordt ontboden voor een verhoor door de politie, dan heeft hij het recht om te weten van welk strafbaar feit hij wordt verdacht (art. 27c Sv). Voorafgaand aan ieder verhoor moet de jeugdige worden verteld dat hij niet verplicht is om te antwoorden (het zwijgrecht, art. 29 Sv), ook wel de cautie genoemd. Dit hangt nauw samen met het principe dat een verdacht niet mee hoeft te werken aan zijn eigen veroordeling (het verbod op gedwongen zelfincriminatie, nemo tenetur) en het pressieverbod (verklaringen van verdachten mogen niet onder druk zijn verkregen). Deze uitgangspunten van het (jeugd)strafrecht dragen bij aan de effectieve participatie van de jeugdige verdachte, omdat hij hierdoor de autonomie behoudt om zijn of haar procespositie vrijelijk te bepalen (Ter Vrugt e.a., 2022).
Gebruik maken van het zwijgrecht
Onderzoek laat echter zien dat zwijgen ook nadelige gevolgen kan hebben:
- Het zwijgen kan meegewogen worden als bewijs
- Het zwijgen en de proceshouding kunnen worden meegewogen in de strafmaat
Ter Vrugt e.a. (2022) laten daarnaast zien dat het zwijgen van een jongvolwassen verdachte (18-23 jaar) soms als argument wordt gebruikt om het volwassenenstrafrecht toe te passen in plaats van het jeugdstrafrecht of om een bepaalde jeugdsanctie op te leggen aan een jeugdige verdachte. In het algemeen kan op basis van dit onderzoek geconcludeerd worden dat rechters, officieren van justitie en andere actoren in het jeugdstrafproces negatief oordelen over het zwijgen van verdachten. Het wordt gezien als niet willen werken, geen verantwoordelijkheid nemen, een berekenende proceshouding en geen berouw willen tonen.
Na de aanhouding moet de jeugdige ook worden verteld dat zijn of haar ouders of voogd in kennis worden gesteld en dat hij het recht heeft op aanwezigheid van een ouder, voogd of vertrouwenspersoon bij het verhoor. Ook de ouders of voogd moeten geïnformeerd worden over de rechten van hun kind (art. 488aa(3) Sv; art. 488ab(1) Sv; art. 488b Sv). Voor alle aangehouden jeugdige verdachten geldt dat zij recht hebben op kosteloze consultatie- en verhoorbijstand door een raadsman (art. 28c Sv; art. 489(1) Sv).(5) Zij kunnen bovendien geen afstand doen van dit recht (art. 489(2) Sv). Voor de consultatiebijstand voor het eerste verhoor geldt een limiet van 30 minuten, wat eenmaal kan worden verlengd met 30 minuten (art. 28c Sv). De advocaat en de ouders van de jeugdige hebben recht op ‘vrij verkeer’ met de jeugdige verdachten, zonder dat anderen kunnen meeluisteren (art. 490 lid 3 jo. 45 Sv). Ook hebben de advocaat en de jeugdige verdachte recht op inzage in alle processtukken, zoals processen-verbaal van verhoren (art. 31 Sv; art. 48 Sv). De piketadvocaat probeert tijdens dit eerste gesprek een beeld te vormen van de strafbare feiten en adviseert de jeugdige om te praten of te zwijgen. Ook kan de advocaat de jeugdige voorlichten over het vooronderzoek en wat er allemaal kan gebeuren (Oehlen & de Jonge, 2021).
Jeugdige verdachten hebben ook recht op bijstand van de advocaat tijdens het verhoor door de politie. De advocaat mag naast zijn cliënt zitten en mag bij aanvang van het verhoor en aan het einde van verhoor opmerkingen maken of vragen stellen (Oehlen & de Jonge, 2021). De jeugdige verdachte en de aanwezige advocaat mogen opmerkingen maken over de weergave van het verhoor in het proces- verbaal en dit moet in het proces-verbaal vermeld worden (art. 29a(3) Sv). Daarnaast heeft de jeugdige ook het recht op aanwezigheid van de ouders, voogd of vertrouwenspersoon tijdens het verhoor (art. 488ab(1) Sv). Deze persoon mag alleen aanwezig zijn om emotionele ondersteuning te bieden en mag het verhoor niet onderbreken, verstoren of contact maken met de jeugdige (Oehlen & de Jonge, 2021).
Sinds 2011 maakt de politie ook gebruik van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ), waarbij het eerste deel van het instrument (preselect recidive) wordt ingevuld op basis van gegevens uit de eigen politiesystemen. Op basis van de uitkomst van dit instrument (inventarisatie van risico- en beschermende factoren) en het proces-verbaal minderjarige (PVM) dat wordt opgemaakt kan de politie ook een zorgmelding doen bij een gecertificeerde instelling of doorverwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming (Uit Beijerse & Dubbelman, 2021).
4.2 Effectieve participatie tijdens de strafzitting
Wanneer het OM beslist de jeugdige te vervolgen dan wordt hij gedagvaard. De dagvaarding wordt per aangetekende post verstuurd naar het huisadres van de jeugdige of wordt aan hem overhandigd in detentie. De dagvaarding bevat tevens de tenlastelegging (art. 261 Sv). De ouders of voogd en de advocaat krijgen een afschrift van de dagvaarding en alle andere schriftelijk stukken die aan de minderjarigen worden uitgereikt (art. 503 Sv). De ouders hebben geen zelfstandig recht op inzage in het strafdossier of persoonsdossier van hun kind (Oehlen & de Jonge, 2021). De ouders of voogd krijgen ook een oproep om op de zitting te verschijnen en zij zijn verplicht daaraan mee te werken (art. 496 Sv).
Na de aanhouding en het eerste verhoor zijn er meerdere momenten tijdens de strafprocedure waarop de jeugdige verdachte gehoord wordt door een kinderrechter. In geval van voorlopige hechtenis, zal dit voor het eerst plaatsvinden tijdens de voorgeleiding bij de rechter-commissaris, die in het geval van een jeugdige verdachte tevens kinderrechter is (art. 492 Sv).(6) Tijdens die voorgeleiding (en alle eventueel daaropvolgende zittingen die gaan over de verlenging van de voorlopige hechtenis) heeft de jeugdige het recht op aanwezigheid van zijn of haar ouders of voogd en zij worden daartoe opgeroepen (art. 491a(1) Sv; art. 493a(1) Sv). De advocaat heeft de taak om de jeugdige voor te bereiden op de voorgeleiding. Doorgaans zijn de processtukken pas kort voor de voorgeleiding beschikbaar, maar de advocaat moet voldoende de tijd krijgen om deze te kunnen bespreken met de jeugdige (Oehlen & de Jonge, 2021). Ook is het van belang dat de advocaat mogelijke schorsingsvoorwaarden bespreekt met de jeugdige, want indien van toepassing moet de jeugdige instemmen met eventuele bijzondere voorwaarden verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis (art. 493(6) Sv).
Tijdens de voorgeleiding wordt de jeugdige dus voor het eerst door een rechter gehoord over het strafbare feit. Daarnaast worden de justitiële documentatie en de persoonlijke omstandigheden van de jeugdige besproken, waarop de rechter-commissaris beslist over de vordering inbewaringstelling en een eventuele schorsing daarvan onder voorwaarden (art. 63(1) Sv). De rechter-commissaris moet een schorsing van de voorlopige hechtenis overwegen, ongeacht of dat wordt verzocht door het OM (art. 493(1) Sv). Van het verhoor wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat wordt voorgelezen door de griffier en ondertekend door de jeugdige (Uit Beijerse & de Bruijn, 2021). Wanneer na de bewaring van 14 dagen het OM een langere duur van de voorlopige hechtenis noodzakelijk acht, wordt de gevangenhouding van de jeugdige verdachte gevorderd. De raadkamer, bestaande uit drie rechters (niet noodzakelijk kinderrechters), hoort de jeugdige verdachte. Wanneer de jeugdige niet is gehoord, omdat hij gevlucht is of vanwege ziekte niet kon verschijnen, dan kan de gevangenhouding nooit voor langer dan 30 dagen gelast worden (art. 493(4) Sv).
De jeugdige verdachte is verplicht om aanwezig te zijn tijdens de strafzitting (art. 495a(1) Sv), net zoals zijn of haar ouders of voogd. Wanneer de rechter de aanwezigheid van de ouders of voogd in strijd acht met zijn of haar belangen, dan heeft de jeugdige het recht op aanwezigheid van een vertrouwenspersoon. Wanneer de jeugdige geen vertrouwenspersoon heeft of de rechter acht deze persoon ongeschikt, dan wordt de jeugdige bijgestaan door een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (art. 496(2-3) Sv). Wanneer de jeugdige niet verschijnt op de zitting kan de rechtbank zijn medebrenging gelasten, wat betekent dat de jeugdige op de volgende zittingsdag door de politie thuis wordt opgehaald (art. 495a(1) Sv). Wanneer een jeugdige gedurende het strafproces 18 jaar is geworden, dan is hij niet meer verplicht om te verschijnen (art. 495a(4) Sv). Dit geldt tevens voor de ouders (art. 488(3) Sv).
Indien de jeugdige nog niet in een eerder stadium een advocaat toegewezen heeft gekregen, omdat hij niet in voorlopige hechtenis heeft gezeten, gebeurt dit als de dagvaarding is uitgebracht (art. 491(1) Sv). Totdat de jeugdige 16 jaar is kan de advocaat alle rechten van zijn cliënt zelfstandig uitoefenen, bijvoorbeeld het instellen van beroep tegen een vonnis (art. 503 Sv). Vanaf 16 jaar heeft de advocaat een machtiging nodig van de jeugdige om zijn rechten uit te kunnen oefenen. De jeugdige kan in dat geval zijn eigen verdediging voeren en de advocaat instrueren wat hij moet doen. De advocaat heeft de taak om de jeugdige voor te bereiden op de zitting; hoe de zitting verloopt, wie daarbij aanwezig zijn en wat hun rol is, en wat er van de jeugdige verwacht wordt (Oehlen & de Jonge, 2021).
Tijdens de zitting ondervraagt de rechter de jeugdige verdachte (art. 286(1) Sv). Om de privacy van de jeugdige te beschermen vindt de behandeling van de zaak achter gesloten deuren plaats (art. 495b(1) Sv), al kan de rechter daar een uitzondering op maken, in het geval dat ‘het belang van de openbaarheid van de zitting zwaarder moet wegen dan het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, diens medeverdachte, ouders of voogd’ (art. 495b(2) Sv). De ouders of voogd komen aan het woord na de jeugdige verdachte en eventuele getuigen of deskundigen. Zij mogen inbrengen wat ter verdediging kan dienen van de jeugdige en zij mogen alleen vragen stellen aan een getuige of deskundige betreffende een vordering tot schadevergoeding. In geval van een 12- of 13-jarige verdachte (ten tijde van het plegen) kunnen de ouders zich tevens verweren tegen een vordering tot schadevergoeding (art. 496(4) Sv jo 51g lid 4 Sv). De advocaat kan ook vragen om de verhoren van de jeugdige en eventuele getuigen en deskundigen buiten de aanwezigheid van de ouders te laten plaatsvinden, wanneer de ouders zich tegen hun kind keren tijdens de zitting. Zij moeten dan bij terugkeer kort geïnformeerd worden over wat er is besproken (art. 496(3) Sv). Overigens is het ook mogelijk dat de advocaat vraagt om bepaalde zaken over de persoonlijkheid van de jeugdige buiten aanwezigheid van de jeugdige te bespreken, indien dit in het belang van zijn cliënt is. De jeugdige moet dan even de zittingszaal verlaten en bij terugkomst moet kort worden verteld wat er is besproken (art. 497 Sv; Oehlen & de Jonge, 2021).
Voor het sluiten van iedere zitting tijdens de strafprocedure krijgt de jeugdige de gelegenheid tot het laatste woord (art. 311(4) Sv). De uitspraak vindt vervolgens in het openbaar plaats (art. 362(1) Sv) en de jeugdige moet daarbij aanwezig zijn. Als tijdens het strafproces advies is uitgebracht over de jeugdige door de Raad voor de Kinderbescherming, dan moet de rechter in het vonnis aangeven op welke manier rekening is gehouden met het advies (art. 494b(2) Sv). De rechter moet de jeugdige tot slot wijzen op de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep en de termijn waarbinnen dat gedaan moet worden (art. 364(1) Sv). Steeds vaker worden er ook uitspraken in kindvriendelijke taal geschreven door rechters, zodat de jeugdige om wie het gaat de uiteindelijke beslissing en de redenatie erachter beter begrijpt (Van Kalveen, 2020; Poot, 2020).
De ervaringen en percepties van jeugdigen
Naar een zitting gaan is voor jeugdige verdachten een spannende gebeurtenis, zeker als dit voor hen de eerste keer is (Griffiths & Kandel, 2000; Oude Breuil, 2005; Plotnikoff & Woolfson, 2002). Onderzoek laat echter zien dat jeugdigen graag gehoord willen worden door de rechter die de beslissing neemt in de zaak (Kilkelly, 2010; Ten Brummelaar & Kalverboer, 2011). Een probleem dat in eerder onderzoek is aangekaart is het feit dat jeugdigen vaak weinig begrijpen van het juridische taalgebruik tijdens jeugdstrafzittingen. Dit vergrootde gevoelens van stress, onzekerheid en frustratie bij jeugdigen en zij zien zichzelf eerder als toeschouwer dan als actieve deelnemer aan de zitting (Hazel e.a., 2002; Plotnikoff & Woolfson, 2002). Tot slot worden de rechtbank en de zittingszaal doorgaans als intimiderende plekken ervaren. Onderzoek laat zien dat kinderen de voorkeur geven aan informele vormen van participatie met professionals die zij kennen en vertrouwen. De indrukkwekkende en spannende setting en de aanwezigheid van meerdere volwassenen, maken het moeilijker voor jeugdigen om hun mening en wensen naar voren te brengen (Kennan, Brady & Forkan, 2018).
4.3 Effectieve participatie tijdens onderzoek naar de jeugdige
Wanneer een jeugdige in verzekering gesteld is, dan wordt de Raad voor de Kinderbescherming daarvan op de hoogte gebracht door het OM. De Raad voor de Kinderbescherming verleent vervolgens vroeghulp aan de jeugdige. Dit houdt in dat de raadsonderzoeker de jeugdige bezoekt in de politiecel en een rapport opstelt over de achtergrond van de jongere met een advies aan de rechter-commissaris over de vraag of de voorlopige hechtenis geschorst kan worden en onder welke voorwaarden (art. 490; art. 494 Sv). Ook wanneer de jeugdige niet in voorlopige hechtenis verblijft wordt de Raad voor de Kinderbescherming ingelicht door het OM. Voorafgaand aan de zitting(en) rapporteert de Raad voor de Kinderbescherming aan de rechter(s) en de officier van justitie over de persoonlijke omstandigheden van de jeugdige en geeft een strafadvies. Hiervoor wordt instrument 2 van het LIJ gebruikt. Bij het opstellen van het strafadvies moet melding gemaakt worden van specifieke kwetsbaarheden van de jeugdige. Daarnaast wordt ook naar de mening van de jeugdige gevraagd over het vermeende strafbare feit en zijn persoonlijke omstandigheden. Verder moeten de ouders, voogd of vertrouwenspersoon betrokken worden bij het opstellen van voornoemd advies (art. 494; art. 494(a) Sv). De raadsonderzoeker bespreekt het voorlopige rapport met de ouders en met de jeugdige, als hij 16 jaar of ouder is. Bij jeugdigen van 12 tot 16 jaar wordt het advies alleen toegelicht. De opmerkingen van de jeugdige en/of ouders worden in het rapport opgenomen. Wanneer het rapport klaar is krijgen ouders en jeugdigen daarvan een kopie opgestuurd (Raad voor de Kinderbescherming, 2022; Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2022).
Wanneer uitgebreider onderzoek naar de persoonlijkheid van de jeugdige nodig is, dan wordt dit gedaan in het kader van een rapportage Pro Justitia. Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk wanneer een PIJ-maatregel wordt overwogen (art. 77s(2) Sr). Hiertoe kan een jeugdige ook ter klinische observatie in een forensisch centrum geplaatst worden (art. 196; art. 317 Sv). Het onderzoek richt zicht op de persoonlijkheid van de jeugdige, het recidive gevaar en de behandelmogelijkheden (Cardol, 2021). De jeugdige moet voorafgaand aan het onderzoek geïnformeerd worden door de rapporteur over onder andere de rol en de positie van de rapporteur, de werkwijze en de vraagstelling van het onderzoek, het recht op inzage en correctie en hoe hij een afschrift kan krijgen van de definitieve rapportage. De rapporteur is verplicht om de bevindingen en conclusies van het rapport met de jeugdige te bespreken. Dit kan door middel van een extra gesprekscontact of het toesturen van een conceptversie van het rapport. De rapporteur dient ook de beantwoording van vraagstelling met de jeugdige te bespreken. Daarnaast heeft de jeugdige ook het correctierecht (vastgelegd in de NIP-code (Nederlands Instituut van Psychologen) en de richtlijn NVvP (Nederlandse Vereniging van Psychiatrie). Dit houdt in dat de rapporteur de gegevens moet corrigeren in de rapportage waarvan de jeugdige aannemelijk heeft gemaakt dat deze onjuist, onvolledig of niet terzake doende zijn. Het gaat hierbij om de correctie van feitelijke gegevens, en niet om conclusies en adviezen. De mening van de jeugdige over het rapport en het advies kan ook als bijlage toegevoegd worden aan het rapport. De globale reactie van de jeugdige moet wel in het rapport zijn opgenomen. Ouders of een voogd hebben niet het recht op inzage en correctie. Alleen als de jeugdige daarvoor toestemming geeft kunnen zij aanwezig zijn bij het adviesgesprek of kennisnemen van de rapportage. De definitieve versie van het rapport wordt toegevoegd aan het justitiële dossier en kan door de jeugdige opgevraagd worden via zijn advocaat (Emmen & Roeters, 2022).
4.4 Effectieve participatie tijdens vrijheidsbeneming
Wanneer een jeugdige in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) wordt geplaatst dan moet hij bij binnenkomst schriftelijk en in een voor hem begrijpelijke taal geïnformeerd worden over zijn rechten en plichten in de JJI (art. 60 Bjj). In het bijzonder moeten jeugdigen gewezen worden op de mogelijkheden wat betreft het indienen van een bezwaar- of verzoekschrift, een klaag- of beroepschrift en het kunnen wenden tot de maandcommissaris voor een bemiddeling. Ook moeten de huis- of groepsregels worden uitgedeeld (Liefaard & Bruning, 2021).
Bij bepaalde beslissingen die genomen worden door de directeur van de JJI moet de jeugdige gehoord worden (art. 4(4) Bjj). Dit gaat bijvoorbeeld over het weigeren van een verzoek om deel te nemen aan een scholings- en trainingsprogramma (STP) of beperking en intrekking van verlof. De jeugdige moet eerst een schriftelijke mededeling krijgen van het besluit, in begrijpelijke taal. Ook moeten de rechtsmiddelen die openstaan tegen het besluit, worden vermeld (art. 62 Bjj).
De jeugdige heeft daarnaast recht op inzage in het dossier dat in de JJI wordt aangelegd (art. 68 Rjj). Dit geldt ook voor het perspectiefplan en voor evaluatieverslagen, maar dit kan beperkt worden tot samenvattingen hiervan (Liefaard & Bruning, 2021). Ook de ouders of de voogd hebben recht op inzage in het dossier, tenzij de belangen van de jeugdige zich daartegen verzetten (art. 69 Rjj).
Wanneer een jeugdige het niet eens is met een beslissing die hem direct raakt, dan kan hij die voorleggen aan een onpartijdige instantie (art. 65 Bjj). In eerste instantie moet de jeugdige een klaagschrift indienen bij de beklagcommissie van de Commissie van Toezicht van de JJI (art. 66 Bjj). De jeugdige moet in zijn eigen woorden aangeven waarover hij klaagt. Vervolgens moet worden beoordeeld of de klacht door middel van bemiddeling kan worden opgelost (art. 66(4) Bjj).(7) Wanneer bemiddeling geen uitkomst biedt, dan wordt de klacht behandeld door de beklagcommissie. De jeugdige en de directeur van de JJI worden gehoord en de beslissing moet uiteindelijk schriftelijk worden toegezonden. Zowel de jeugdige als de directeur kunnen tegen voornoemde uitspraak van de beklag- /klachtencommissie in beroep gaan bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ).
Verder kan een jeugdige direct in beroep bij de RSJ indien hij het niet eens is met de beslissing van een selectiefunctionaris tot afwijzing van een verzoek om overplaatsing. Dit is niet mogelijk indien de selectiefunctionaris zonder voorafgaand verzoek van de jeugdige een selectiebeslissing genomen. De jeugdige kan tegen die beslissing eerst een bezwaarschrift bij de selectiefunctionaris indienen. Als het bezwaarschrift ongegrond wordt verklaard, kan de jeugdige daartegen in beroep bij de RSJ.
Tot slot kan de jeugdige die het niet eens is met een beslissing van de minister van Justitie, bijvoorbeeld over verlof, direct in beroep bij de RSJ. Datzelfde geldt voor jeugdigen die het niet eens zijn met het handelen van een inrichtingsarts, na bemiddeling door het hoofd van de medische dienst en de medisch adviseur van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
De behandeling van het ingediende beroep kan geheel schriftelijk verlopen, maar het kan ook zijn dat er een zitting volgt. Zittingen worden gehouden in een rechtbank.(8)
Voetnoten
1 EHRM 16 december 1999, appl. nr. 24724/94 (T t. VK), par. 84. Zie ook EHRM 16 december 1999, appl. nr. 24888/94 (V. t. VK).
2 EHRM 16 december 1999, appl. nr. 24724/94 (T t. VK), par. 88.
3 Waar ‘hij’, ‘hem’ en ‘zijn’ staan kan ook ‘zij’ en ‘haar’ of een genderneutrale term gelezen worden.
4 EHRM 15 juni 2004, appl. nr. 60958/00 (S.C. t. VK), par. 29.
5 Met ingang van 7 april 2022 is een tijdelijke voorziening omtrent kosteloze rechtsbijstand in werking getreden voor ontboden (niet aangehouden) minderjarige verdachten: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2022/01/07/kosteloze-rechtsbijstand-voor-ontboden- minderjarige-verdachten. Deze regeling is in werking getreden naar aanleiding van een uitspraak van 9 november 2021 van de bestuursrechter in de rechtbank Amsterdam over het recht op kosteloze rechtsbijstand aan ontboden minderjarige verdachten (ECLI:NL:RBAMS:2021:6411). De Raad voor Rechtsbijstand heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak
6 Deze stafrechters moeten een opleiding tot jeugdrechter volgen die uit 12 dagdelen bestaat om deze jeugdzaken te mogen behandelen (https://ssr.nl/cursus/crrmjerb/).
7 Ook ouders of voogd kunnen om bemiddeling verzoeken, wanneer zij een klacht hebben ten aanzien van hoe de directeur hen behandeld heeft (art. 64(8) Bjj).
8 Voor meer informatie over de procedure bij de RSJ, zie https://www.rsj.nl/rechtspraakprocedure/in-beroep-jeugd.
Literatuurlijst
Brummelaar, ten M.D., Harder, A.T., Kalverboer, M.E., Post, W.J. & Knorth, E.J. (2018). Participation of youth in decision‐making procedures during residential care: A narrative review, Child & Family Social Work, 23(1), 33–44.
Cardol, G. (2021). Raad voor de Kinderbescherming, NIFP en jeugdreclassering. In: I. Weijers (ed.), Jeugdstrafrecht. In internationaal perspectief (pp. 271-288). Den Haag: Boom uitgevers.
Emmen, M. & Roeters, C. (2022). De pro Justitia-rapportage in strafzaken, juridische aspecten. Een praktische handreiking. Den Haag: Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.
Europese Unie (EU) (2021) EU Strategy on the Rights of the Child 2021. Luxembourg: Publications Office of the European Union.
Fagan, J. & Tyler, T.R. (2005). Legal socialization of children and adolescents. Social Justice Research, 18(3), 217-242.
Greene, C., Sprott, J.B., Madon, N.S. & Jung, M. (2010). Punishing process in youth court: Procedural justice, court atmosphere and youths’ views of the legitimacy of the justice system. Canadian Journal of Criminology and Criminal Justice, 52(5), 527-544.
Griffiths, A., & Kandel, R.F. (2000). Hearing children in children’s hearings. Child and Family Law Quarterly, 12(3), 283-99.
Hazel, N., Hagell, A., & Brazier, L. (2002). Young offenders' perceptions of their experiences in the criminal justice system. London: ESRC.
Liefaard, T. & Kilkelly, U. (2018). Child-friendly justice: past, present and future. In: B. Goldson (ed.). Juvenile justice in Europe: Past, present and future. New York/Londen: Routledge, 57-73.
Kaasa, S.O., Tatar, J.R., Dezember, A. & Cauffman, E. (2018). The impact of waiver to adult court on youths‘ perceptions of procedural justice. Psychology, Public Policy and Law, 24(4), 418-429.
Kalveen, van E.A.A. (2020). Kindvriendelijke rechtspraak – wat valt te verwachten voor het jeugdstrafrecht? Boom Strafblad, 1, 27-32.
Kennan, D., Brady, B. & Florkan, C. (2018). Supporting children’s participation in decision making: A systematic literature review exploring the effectiveness of participatory processes. British Journal of Social Work, 48(7), 1985–2002.
Kilkelly, U. (2010). Listening to children about justice: Report of the Council of Europe consultation with children on child-friendly justice. Strasbourg: Council of Europe.
Laan, A. van der, & Eichelsheim, V. (2013). Juvenile adaptation to imprisonment: feelings of safety, autonomy and well-being, and behaviour in prison, European Journal of Criminology, 10(4), 424-443.
Liefaard, T. & Bruning, M. (2021). De rechtspositie van jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen. In: I. Weijers (ed.), Jeugdstrafrecht. In internationaal perspectief (pp. 393-428). Den Haag: Boom uitgevers.
Lundy, L. (2007). ”Voice” is not enough: Conceptualising article 12 of the United Nations Convention on the Rights of the Child. British Educational Research Journal, 33(6), 927-942.
Ministerie van Justitie en Veiligheid (2022). Als uw kind in aanraking komt met de politie, geraadpleegd op: https://www.kinderbescherming.nl/voor-kind-en- ouder/documenten/brochures/2022/03/22/als-uw-kind-in-aanraking-komt-met-de-politie
Murphy, K. (2015). Does procedural justice matter to youth? Comparing adults’ and youth’s willingness to collaborate with police. Policing and Society, 25(1), 53-76.
Neubacher, F. (2014). Gewalt im Jugendstrafvollzug – Ein Überblick über Ergebnisse des Kölner Forschungsprojekts. Forum Strafvollzug 63(5), 320-326.
Oehlen, F. & Jonge, de G. (2021). De verdediging van jongeren. In: I. Weijers (ed.), Jeugdstrafrecht. In internationaal perspectief (pp. 323-342). Den Haag: Boom uitgevers.
Oude Breuil, B.C.M. (2005). De Raad voor de Kinderbescherming in een multiculturele samenleving. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Piquero, A.R., Fagan, J., Mulvey, E.P., Steinberg L. & Odgers, C. (2005). Developmental trajectories of legal socialization among serious adolescent offenders. Journal of Criminal Law and Criminology, 96(1), 267-298.
Plotnikoff, J., & Woolfson, R. (2002). Young defendants’ pack: Scoping study for the Youth Justice Board. London: Youth Justice Board.
Poot, S.D. (2020). In de kinderschoenen: Onderzoek naar kindvriendelijke uitspraken in de Nederlandse civiele rechtspraktijk. Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, 45(9).
Raad van Europa (2022) Council of Europe Strategy for the Rights of the Child (2022-2027). Strasbourg: Council of Europe.
Raad voor de Kinderbescherming (2022). Jongere aangehouden, geraadpleegd op: https://www.kinderbescherming.nl/voor-kind-en-ouder/jongere-aangehouden
Sprott, J.B. & Greene, C. (2010). Trust and confidence in the courts. Does the quality of treatment young offenders receive affect their views of the courts? Crime and Delinquency, 56(2), 269-289.
Tyler, T.R. (2009). Procedural justice, identity and deference to the law: What shapes rule-following in a period of transition? Australian Journal of Psychology, 61(1), 32-39.
Tyler, T.R. (2006). Why people obey the law. Princeton/Oxford: Princeton University Press.
Uit Beijerse, J. & Bruijn, de M. (2021). De beslissing over de voorlopige hechtenis en de berechting in jeugdstrafzaken. In: I. Weijers (ed.), Jeugdstrafrecht. In internationaal perspectief (pp. 289-305). Den Haag: Boom uitgevers.
Uit Beijerse, J. & Dubbelman, L. (2021). De politie en de officier van justitie in jeugdstrafzaken. In: I. Weijers (ed.), Jeugdstrafrecht. In internationaal perspectief (pp. 239-257). Den Haag: Boom uitgevers.
Vidal, S., Cleary, H., Woolard, J. & Michel, J. (2017). Adolescents’ legal socialization: Effects of interrogation and Miranda knowledge on legitimacy, cynicism, and procedural justice. Youth Violence and Juvenile Justice, 15(4), 419-440.
Vrugt, ter P.J.H., Rijst, van der T. & Brink, van den Y. (2022). Zwijgende jeugdigen: een volwassen keuze? Het zwijgrecht in de strafmotivering van rechters in jeugd- en adolescentenstrafzaken. Delikt en Delinkwent, 4, 357-379.
Weijers, I. (2021). Het verhoor van minderjarige verdachten. In: I. Weijers (ed.), Jeugdstrafrecht. In internationaal perspectief (pp. 343-354). Den Haag: Boom uitgevers.
Wetgeving en standaarden
Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen.
Guidelines of the Committee of Ministers of the Council of Europe on child-friendly justice, adopted by the Committee of Ministers on 17 November 2010 at the 1098th meeting of the Ministers’ Deputies.
Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure.
Regelement Justitiële Jeugdinrichtingen.
UN Standard Minimum Rules on the Administration of Juvenile Justice (Beijing Rules).
VN-Comité voor de Rechten van het Kind (2009). General Comment No. 12 (2009). The right of the child to be heard, 20 juli 2009, CRC/C/GC/12.
VN-Comité voorde Rechten van het Kind (2019). General Comment No. 24 (2019) on children’s rights in the child justice system, 18 september, 2019, CRC/C/GC/24. Wetboek van Strafrecht (Sr).
Wetboek van Strafvordering (Sv).
Verder leesmateriaal
Cross-reference
International Factsheet no 6: Effective participation
National Factsheet no 9: Straftoemeting in jeugdstrafzaken
Opslaan in PDF
U kunt het onderwerp van deze pagina in PDF opslaan door op onderstaande toets te klikken.
Opslaan